Het akkoord over de financieringswet is geen lijk uit de kast

Co-auteur: Willem Sas (doctoreert over ‘Fiscal Federalism’ aan de KU Leuven)

In een recent uitgebrachte studie (Decoster en Sas, 2012) analyseren we de nieuwe financieringswet. We betreuren dat onze studie in een groot deel van de berichtgeving gekaderd werd in de vraag of “N-VA nu gelijk had met hun kritiek”. Daarover gaat de studie niet. Het is op zich al erg dat de vraag in Terzake aan Wouter Beke “of er nu nog lijken uit de kast zullen vallen” haaks staat op de conclusie van onze studie. Maar minstens even erg is dat ze een “framing” verraadt die het moeilijk, zoniet onmogelijk maakt resultaten van onderzoek te populariseren en bruikbaar te maken voor het publiek debat.

Daarvoor zien we twee redenen. Ten eerste worden we niet geholpen door media die alles in het keurslijf van “winnaar-verliezer” willen proppen. We hebben het hier dan niet over de budgettaire winst of verliesrekening voor de diverse overheden. Wel over de voorstelling, in sommige media niet zonder enig leedvermaak, dat er door onze studie plots iemand ‘ongelijk’ zou hebben. Om het met het adagium van de Financial Times te zeggen: wij hebben deze analyse gemaakt ‘without fear, and without favour’. Het is écht een verschraling van het publiek debat de resultaten voor te stellen als de uitslag van een voetbalmatch.

Ten tweede hebben we weer eens onderschat hoe moeilijk het is om duidelijk te maken dat wetenschappers geen sluitende antwoorden geven en ook niet moeten geven. Wij hebben niet voorspeld dat Vlaanderen verlies zal lijden met de nieuwe financieringswet. We hebben geprobeerd bloot te leggen wat de belangrijke parameters zijn die de toekomstige inkomstenstromen zullen bepalen. Daar helderheid over scheppen is van groot belang voor de politieke en publieke discussie buiten het gesloten cenakel van de onderhandelaars. We kennen de aversie voor nuance in een dergelijk politiek gevoelig debat. Maar dat kan nooit een reden zijn om de nuance zelf achterwege te laten. We doen hier nog een poging.

In de studie beantwoorden we twee vragen: (1) Biedt de nieuwe financieringswet een antwoord op de vooraf geformuleerde (politieke) verzuchtingen? (2) Zo ja, worden de onvermijdelijke verliezen en winsten volgend uit het nieuwe systeem bij alle betrokken partijen beperkt tot een minimum? Ons antwoord op beide vragen is positief. We vinden de hervorming dan ook een goede her- vorming. We hebben de eerste vraag verder uitgespit als volgt.

Nam de fiscale autonomie toe? Ja, en fors. Voor de Gewesten is de fiscale autonomie toegenomen van 8,8 miljard naar 19,6 miljard €. Van de totale inkomsten voor de Gewesten is nu 74,5% afkomstig uit eigen belastingen, daar waar dat voorheen 43% bedroeg.

Is er (nog) perverse en/of excessieve solidariteit? Neen. Ten eerste werd de ‘ontwikkelingsval’ – waarbij een armere regio er geen belang zou bij hebben om het beter te doen – uit de nieuwe financieringswet verwijderd. En voor hen die vonden dat het solidariteitsmechanisme te genereus was: het is nu beperkter in omvang. Berekend voor 2012 daalt de solidariteitsterm voor Wallonië van 241 € per hoofd naar 190 €; voor Brussel van 295 € naar 232 €. Op dit vlak nam de responsabilisering wel degelijk toe.

Vanwaar dan onze vaststelling dat de responsabilisering licht is gedaald? Dat komt omdat responsabilisering soms ook uitgedrukt wordt als de hoeveelheid regionale inkomsten die afhangen van de economische prestaties van een regio (de ‘juste retour’). We benadrukken in onze studie dat die vorm van responsabilisering al hoog lag in de oude financieringswet (62.5%). We gaan dus niet akkoord (vroeger niet, en nu nog niet) met de stelling dat het oude systeem onvoldoende responsabiliseerde. In ieder geval, in de nieuwe financieringswet verhoogt het overgehevelde arbeidsmarktbeleid de zo gedefinieerde responsabilisering sterk wanneer men het uitdrukt in miljarden. Alleen in procent uitgedrukt daalt de responsabilisering licht. Dat komt omdat het grootste stuk van de nieuwe overgedragen bevoegdheden naar de Gemeenschappen gaat. Die worden niet gefinancierd op basis van economische prestaties zoals de Gewesten, maar hoofdzakelijk op basis van bevolkingsaantallen. We leggen in onze tekst met nadruk uit waarom we vinden dat er grenzen zijn aan de ‘juste retour’ benadering. We geven goede redenen waarom niet alles verdeeld moet worden met de sleutel van de personenbelasting, en hebben daarom altijd gepleit dat het evenwicht tussen ‘juste retour’ en ‘behoeften’ behouden blijft. We vinden het positief dat dit zo blijft in de nieuwe financieringswet.

In de berichtgeving kwam bovenstaande evaluatie slechts heel beperkt aan bod. Dat vinden we jammer. Temeer omdat dit gebeurde door één paragraaf van onze studie over te belichten (de laatste). Daarin onderzochten we hoe de onderhandelaars ervoor gezorgd hebben dat ze die belangrijke, door Vlaanderen gewenste, hervormingen konden doorvoeren zonder sommige betrokken partijen zwaar in het verlies te duwen. Deze voorwaarde werd door alle betrokken partijen, ook de N-VA, onderschreven, en we vinden dat men daar met brio in geslaagd is.

Onze simulaties bevestigen wat ook de onderhandelaars al wisten: de mate waarin de opbrengst van de personenbelasting groeit als de economie groeit (de elasticiteit) speelt een cruciale rol. Maar ongeacht de elasticiteit is het verschil in winst of verlies tussen de regio’s onderling verwaarloosbaar. De uitspraak van De Wever toen het akkoord bekend werd “de Vlaming is armer wakker geworden”, met de suggestie dat de transfers naar Wallonië toenemen, blijft daarom flagrant fout. Enkel het Brussels Gewest wint, en de vraag hoeveel extra financiering Brussel daad- werkelijk nodig heeft komt in onze studie niet aan bod.

De Vlaming is ook niet armer geworden om een tweede, belangrijke reden. In een scenario met een lagere elasticiteit dragen Vlamingen en Franstaligen bij tot de vrijwaring van de federale financiën. Maar diezelfde Vlaamse en Waalse/Franstalige burgers maken natuurlijk zelf ook deel uit van de federatie, die hun pensioenen uitkeert, de sociale zekerheid garandeert en belangrijke publieke goederen verstrekt. Eventueel regionaal verlies kan in die zin dus nooit losgekoppeld worden van de winst geboekt door de federale overheid. Te meer omdat de vergrijzing harder zal toeslaan in Vlaanderen. Door dit keer op keer toch te doen, riskeert men opnieuw een verarming van het publieke debat. En dat is zeker een verlies.

Deze opinie verscheen in De Standaard op 19 januari 2012. 

[Download this opinion]