Vorige donderdag en vrijdag woonde ik een workshop – geen conferentie – bij in de Paris School of Economics. In dat academisch hoog aangeschreven instituut heeft Piketty het ‘World Inequality Lab’ ondergebracht. Deze onderzoeksgroep coordineert op systematische wijze het data-werk, oorspronkelijk in gang gezet door de vorig jaar overleden en door heel velen betreurde en geprezen Britse econoom Tony Atkinson. Die wou verandering in ongelijkheid in zoveel mogelijk landen in kaart te brengen.
Het was een uitermate efficiënte workshop van donderdagmiddag 13u tot vrijdagmiddag 13u. Ik was er de enige Belg. Er werden een dertigtal papers voorgesteld en grondig bediscussiëerd. Ik heb heel veel bij geleerd. Niet in het minst met het oog op het dichten van de kloof waar België nog steeds tegen aankijkt bij de nieuwe ontwikkeling van het opstellen van DINA’s. Dat mooie acroniem staat voor “Distributional National Accounts”, of: het creëren van data-reeksen zoals het alom bekende BBP (hét basisconcept van de Nationale Rekeningen), maar dan uitgebreid tot de verdeling van de taart i.p.v. enkel maar de grootte van de taart.
Jammer dan ook dat ik in een column van collega Ive Marx (in De Standaard op maandag 21 mei 2018: klik hier) de ene na de andere populistische sneer te lezen kreeg over deze bijeenkomst waar hij zelf niet aanwezig was. Hij had het over “nog maar eens een wetenschappelijke conferentie over ongelijkheid”, “een florissante industrie” die rapporten produceert “op glanzend papier met professioneel artwork”. De aanwezigen schuift hij sarcastisch in de schoenen dat ze “zoveel airmiles sprokkelen dat ze eerste klas kunnen vliegen”. Bij die aanwezigen waren Branko Milanovic, die niet lang geleden een lezing gaf op Universiteit Antwerpen; Martin Ravallion, die een ere-doctoraat kreeg van Universiteit Antwerpen; Piketty zelf, die zowat de erfgenaam is van de ook door Marx en zijn collega’s bejubelde Tony Atkinson; François Bourguignon één van dé academische collega’s van Tony Atkinson. Ik vermoed – en hoop – dat al deze gerenommeerde collega’s, die de laatste jaren zoveel hebben bijgedragen tot nieuwe inzichten in armoede en ongelijkheid op wereldvlak, de column in de Standaard niet gelezen hebben of zullen lezen. Gelukkig maar. Want over de inhoud van de workshop van vorige week… niets. Terwijl het een broodnodige eenvoudige workshop was om de verschillende mogelijke methodes, waarmee we zicht proberen te krijgen op een complex fenomeen, op elkaar af te stemmen. Tussen onderzoekers aan universiteiten, de OECD en de Wereldbank.
In elk geval: voor België zijn er nog geen “nationale rekeningen met verdeling”. Dat werd in Parijs trouwens nog maar eens betreurd, ook door de aanwezige OESO-delegatie. Ook Marx heeft die niet, en wij zullen ons best blijven doen om daar verandering in te brengen, al was het maar om België niet verder achterop te laten hinken in de internationale ontwikkelingen op dit gebied. Het Centrum voor Sociaal Beleid heeft belangrijk werk verricht wat betreft armoede. Maar Marx doet de waarheid – en zijn eigen hardwerkende collega’s – geweld aan als hij suggereert dat we met zekerheid zouden weten of de ongelijkheid in België toe- of afneemt. Dat weten we niet. Ook niet met de studies van het centrum voor Sociaal Beleid, want die gebruiken andere concepten dan deze die nu gangbaar zijn in internationale studies. Niet langer dan twee weken geleden hebben een ex-collega van Marx (collega Wim Van Lancker), en ikzelf onze verschillende resultaten naast elkaar gelegd op een publiek seminarie in Leuven. Iedereen daar aanwezig kon enkel concluderen dat er nog heel veel – interessant – werk aan de winkel is. En zoals het in wetenschap betaamt: elk nieuw onderzoeksresultaat roept ook nieuwe vragen op. Ik hoop dat de gemotiveerde collega’s van Marx aan het Centrum voor Sociaal Beleid de schimpscheuten en ondoordachte sneren naar hun eigen onderzoeksveld naast zich neer kunnen leggen. Dan weten we binnenkort misschien weer iets beter waar we in België aan toe zijn op het vlak van ongelijkheid, armoede en welvaart.