Co-auteur: Stef Proost (KU Leuven)
De voorstellen om de Financieringswet te hervormen worden steeds ingewikkelder. In een poging om wat orde te scheppen deelde De Standaard op donderdag 9 december ‘plussen’ en ‘minnen’ uit voor enerzijds het voorstel van een gesplitst tarief, en anderzijds het voorstel Vande Lanotte met een belastingkrediet. De voorkeur van de krant is duidelijk: er verschijnen verschillende plustekens bij het gesplitst tarief en slechts één schamel minteken. We zijn het daar niet mee eens. We blijven herhalen dat de overstap naar een gesplitste personenbelasting vanuit economisch oogpunt helemaal geen goede piste is.
Voor sommige Vlaamse partijen lijkt dit nochtans een uitgemaakte zaak. De – zij het gedeeltelijke
– splitsing van de personenbelasting moet uitdrukking geven aan de roep om meer fiscale autonomie. Van op afstand is het opmerkelijk hoe de slepende discussie van de laatste maanden er voor gezorgd heeft dat bijna niemand zich nu nog afvraagt of de vraag om meer fiscale autonomie zelf wel terecht is. Hebben we eigenlijk wel meer fiscale autonomie nodig? Het is onze overtuiging dat we niet méér fiscale autonomie nodig hebben om onze pensioenen te hervormen, om mee mensen aan het werk te krijgen, ons onderwijs verder te verbeteren of een innovatiebeleid te voeren. De roep om meer fiscale autonomie is ingegeven door andere betrachtingen dan de noodzaak een goed of beter beleid te kunnen voeren. Die redenen zijn van zuiver politieke aard. Dat maakt de vraag niet minder legitiem. Maar het zou eenvoudiger zijn de discussie dan op dat vlak te voeren i.p.v. vermeende economische argumenten ten tonele te voeren. Temeer omdat economische analyse ons in de andere richting voert.
Inderdaad, stel nu nog dat we meegaan in de visie dat er niet genoeg fiscale autonomie is. Dan moeten we die verhogen door meer regionale belastingen in te stellen. Dat doet men door een belastbare basis toe te wijzen aan de regio’s. Die is dan niet langer beschikbaar voor belastingheffing door de federale overheid. Voorbeelden van dergelijke regionale belastingen zijn: de registratierechten, de belasting op in verkeerstelling, de successierechten. Het eigene van dat systeem is dat de federale overheid en de regio’s elk hun eigen, gescheiden belastbare basissen hebben. Dat is zoals het hoort.
Net op dat vlak zit het grondig fout met het fameuze gesplitst tarief in de personenbelasting. In dat voorstel heffen de federale en de regionale overheid belasting op dezelfde belastbare basis,
nl. mijn en uw belastbaar inkomen. We hebben elders uitvoerig beschreven (Leuvens Economisch Standpunt n°133) dat dit delen van een belastbare basis niet leidt tot een goed belastingsysteem, maar integendeel tot welvaartsverliezen. En het blijft ons verbazen dat men deze in de economische literatuur welbekende negatieve effecten in Vlaanderen over het hoofd blijft zien.
Een gedeelde belastingbasis zorgt ervoor dat beslissingen van de federale overheid de inkomsten van de regionale overheid beïnvloeden, en dat beslissingen van de regionale overheid de inkomsten van de federale overheid mee bepalen. In het voorstel Vande Lanotte worden heroïsche inspanningen gedaan om die wederzijdse afhankelijkheid te neutraliseren (net daarom werd dat belastingkrediet ingevoerd). Maar de oeverloze complexiteit die daar het gevolg van is, zorgt er enkel voor dat de belastingen boekhoudkundig onafhankelijk worden van elkaar. Economisch is er een sterke wederzijdse afhankelijkheid die al maanden over het hoofd wordt gezien. Stel, bij wijze van voorbeeld, dat, na de splitsing van de personenbelasting, de Vlaamse overheid haar belastingen wat verhoogt. Dan leidt dat in meerdere of mindere mate tot een inkrimping van de belastbare basis omdat de economische activiteit afgeremd wordt. In normale gevallen zal de Vlaamse overheid wellicht toch nog meer inkomsten hebben omdat ze een hogere belastingvoet hanteert. Maar de federale overheid, die dezelfde belastbare basis gebruikt en haar belastingvoet ongewijzigd liet, ziet haar inkomsten dalen. De inefficiëntie van het belastingsysteem (en de welvaartsverliezen) volgen uit het feit dat de verschillende overheden die ‘externe’ effecten van hun eigen beslissingen niet in rekening brengen bij het nemen van hun beslissing. Net zoals bij milieueffecten waar de vervuiling van één individu de andere individuen benadeelt. Bij een gedeelde belastingbasis schat elke overheid de ‘kost’ van haar belastingheffing fout in.
Daarom neemt fiscale autonomie best niet de vorm aan van een gesplitst tarief van de personenbelasting maar wel van regionale belastingen op eigen regionale belastbare basissen. Als die niet volstaan om de uitgaven waarvoor regio’s en gemeenschappen bevoegd zijn te financieren, dan moeten de bijkomende middelen verschaft worden via dotaties. En als men vindt dat het huidige dotatiesysteem mankementen vertoont, dan moet (en kan) daaraan verholpen worden. Zo zou men bijvoorbeeld de vaste dotaties kunnen vervangen door een vast percentage (bijvoorbeeld 45%) van de in de regio geïnde personenbelastingen. Dat is een heel duidelijke responsabilisering, én gaat een heel eind in de richting van de vraag om de regio’s mee te laten genieten van de groei van de inkomsten (wat de elasticiteitsbonus gedoopt werd). Dit systeem kan beschreven worden op één regel en steekt schril af tegenover het huidige voorstel waarin drie verschillende tariefkolommen nodig zijn en meerdere correctieparameters.
Ook voor het andere cruciale element van de huidige Financieringswet, het solidariteitsmechanisme, geldt dat er terechte opmerkingen kunnen gemaakt worden bij het huidige mechanisme. Het is voor verbetering vatbaar. Maar ook daar zijn simpele en transparante alternatieven voorhanden. We beschreven er één in ons zogenaamde Lovanium voorstel dat aan de hand van één parameter de mate van solidariteit bepaalt. Wel zal er altijd een politieke beslissing mee gemoeid blijven van hoe solidair we willen zijn tussen regio’s.
In elk geval: in tegenstelling tot wat in deze krant beweerd wordt, volgt de complexiteit van het voorstel dat nu ter tafel ligt niet uit een poging om de onverzoenbare Franstalige en Vlaamse visies toch in één voorstel te integreren. Neen, het is een onding omdat het gebaseerd is op dat gesplitste tarief in de personenbelasting. Weg ermee. Ook en vooral omdat het niets te maken heeft met responsabilisering. Het is een non-starter bij elke eerlijke poging om de huidige financieringswet om te zetten in een transparanter en performanter systeem, en er zijn veel eenvoudiger systemen denkbaar die minstens evenveel responsabiliseren.
Deze opinie verscheen in De Standaard op 13 december 2010.